Van kleins af aan was ik al druk in de weer met verf, kwast, schildersezel, potlood en palet. Ik tekende schooltafels en banken vol, waarvoor ik moest nablijven om alle ‘krabbels’ met gum en schoonmaakmiddel uit te wissen. Het weerhield me er niet van om karikaturen te maken van juf, leraren en klasgenoten en deze geplaatst te zien in de schoolkrant. Later begon ik stripverhalen te maken onder de naam ‘Bo’, geen Valentijn of Tijn zoals vrienden en familie mij noemden. Thuis speelde ik piano en kreeg ik teken- en schilderles van mijn vader. De zondagen brachten we door in het museum. Kijkend naar schilderijen van Van Gogh, Vermeer, Rembrandt en Monet.
Het schilderen bracht me tot een opleiding in de beeldende kunst, nadat ik drie jaar filosofie en Nederlands Recht had gestudeerd. Ik had ooit wel een camera aangeraakt, de Polaroid van mijn vader en de pocket van mijn moeder. De vakantiekiekjes en de foto’s uit het familie-album bekeek ik vaak. Ik bekeek vooral mijzelf tussen die lange blanke familieleden. Er waren meer verschillen dan overeenkomsten tussen hen en mij. Vervreemding, ‘misplaats’ voelen, er toch bij horen....Op de foto gaan met familie was geen pretje. Het ‘onnatuurlijke’ werd alleen van mijn kant gevoeld. Voor hen bleef ik gewoonTijn.
Mijn eerste ‘serieuze’ foto maakte ik op de Kunstacademie. Het was een zelfportret in zwart-wit. Twee spiegels, een zelfontspanner, een bureaulamp en een statief waren ervoor nodig. Ik gebruikte een spiegelreflex camera van het merk Pentax die volledig handmatig was te bedienen. Ik had de badkamer omgebouwd tot een doka-studio, waar ik mijn eigen negatieven onwikkelde. Bijna al mijn films en zwart-wit foto’s ontwikkel en druk ik zelf af tot op de dag van vandaag. Dit proces is voor mij even waardevol als het fotograferen zelf.
Binnen de conventionele vormen van fotografie is het negatief het ‘origineel’, daarin schuilt de hand van de meester. Veel fotografen tonen de zwarte omlijsting van het negatief op de foto’s. Laten zien dat er geen gebruik gemaakt is van ‘cropping’, kadering. Het gehele negatief is afgedrukt, het bewijs dat er geen correcties in de composite hebben plaatsgevonden. “What you get is what you see”. De foto of afdruk is slechts een interpretatie van het orgineel waarin het beeld gestalte krijgt. Dan pas is de foto gemaakt. Met de digitale fotografie is de waarde van het negatief uit de belangstelling geraakt. Maar binnen mijn eigen praktijk blijf ik trouw aan de eerste impressie, maak ik enkel gebruik van effecten wanneer het een functionele bijdrage levert.
Gedurende mijn studie heb ik geleerd te denken in licht en donker, zwart en wit en alles wat daar tussen in zit. De grijstonen zijn de kleuren, de nuances waarin sfeer en harmonie bijelkaar komen. Buiten de lessen werkte ik aan opdrachten voor vrienden, kennissen en familie. Mijn eerste foto verkocht ik in mijn derde studiejaar. Een levensgrote afdruk van een voorbijgaande vrouw. Genomen vanuit de deuropening van een Georgisch café dat uitkijkt op de straat.
Het fotograferen begint voor mij met het ‘denken’. Ik stel mijzelf vragen zoals: ‘waar is thuis’, ‘wat is identiteit en familie?’ Dan pas hanteer ik de camera. In wezen is iedere foto die ik maak een déjà vu. Iets wat ik al heb gezien, een beeld, een gedachte die ik probeer te verbeelden. Binnen mijn fotografie streef ik naar het maken van tijdloze beelden, momenten waarin de mens en zijn wezen tot uitdrukking komt. Ik richt me dan vooral op de innerlijke belevingswereld van met name jonge kinderen die my fascineert. Die wil ik voelbaar maken, verbeelden in kleine dingen, intieme momenten, waarin een glimlach, of een gebaar de essentie van de persoon weergeven. Foto’s waarop tijd en beweging worden stilgezet en zwaartekracht geen invloed heeft. Zoals het rennende jongetje die met beide voeten loskomt van de grond en vervolgens in de lucht blijft hangen. Een tijdloos moment dat enkel met gebruik van een camera getoond kan worden en dat anders voor het blote oog verborgen blijft.
Om zo dicht in iemand te kijken betekent onderdeel zijn of worden van die wereld. Te begrijpen en te voelen waarom mensen ‘zijn’ zoals ze ‘zijn’ en daarbij de camera te vergeten. Kinderen in tegenstelling tot volwassenen nemen het leven zoals het is. Vrij van maatschappelijk ambities, carrière en materiele status. Die ontvankelijkheid en openheid om te kunnen zijn wie je eigelijk bent, bewonder ik in hen.
Aan de andere kant zie ik het onrecht dat kinderen wordt aangedaan. Word ik deelgenoot van hun dagelijkse leven wanneer zij met uitgestoken hand om een paar centen bedelen, mijn schoenen willen poetsen en als straatmuzikanten aan het werk worden gezet. Ongewild komen vage herinneringen aan een Indonesisch kindertehuis weer naar boven drijven. Veelvuldig is de camera een spiegel waarin ik mijzelf in de ander herken.
Mijn achtergrond als beeldend kunstenaar stelt mij in staat om op verschillende terreinen te werken. Een brede kijk op de kunsten te houden. Als cameraman, grafisch ontwerper, schrijver en fotograaf breng ik mijn ideeën over. Het concept staat daarin altijd voorop maar in mijn werkwijze laat ik me leiden door intuïtie. Weten wanneer het juiste moment is om de foto te maken. In mijn series van familieportretten met de titel ‘Nice Boy’ ging het over de betekenis van geadopteerd zijn. Ik stelde mezelf de vraag: “hoe had mijn leven eruit kunnen zien als ik in Indonesië was opgegroeid bij bloedverwante familieleden”. Ik reconstrueerde mijn eigen families. Zo kon ik op mijn beurt kiezen wie er wel en wie er niet op de foto gingen.
Ik woon en werk in Jakarta, Indonesië. Een land in opbouw, een land van extremen. Tijden van droogte en moesson, welgesteld en onbedeeld, uitgekeken raak ik niet. De kunst om te blijven creëren houdt mij bezig. In welke vorm dan ook, een boek, een grafisch ontwerp, een documentaire, een foto in opdracht, of eigen werk. Kunst is geen luxe maar een noodzaak. Voor het behoud van culturele identiteit, autonomie en vrijheid van expressie. Begrippen die onder invloed van toenemende globalisering en dominante beeldvorming vanuit de media hun waarde beginnen te verliezen.
Tino Djumini